Dagboekfragment chronische pijn 22-7
Vanuit het raam in de living zie ik de zon opkomen in tinten van oranje en geel.
Drie minuten vóór het alarm ben ik wakker geworden, zoals gewoonlijk met een blaas die aanvoelt als een open wonde, zenuwpijn, brandende ogen en kortademig. Maar ook met een sprankeltje HOOP.
Enige tijd later verlicht de zon de wachtzaal van het pijncentrum. Mag ik hopen op verlichting van de pijn vandaag?
Ik heb afgeteld naar deze dag; de dag waarop ik, dankzij een infuus met lidocaïne, misschien eindelijk verlost zal worden uit mijn lijden.
Een vriendelijke verpleger biedt me een glas water en een plompe relax-zetel aan. Het infuus met lidocaïne wordt aangekoppeld. Missie pijnbestrijding treedt in actie.
Ik haal het boek van Mirjam Kamali uit mijn tas.
Ik duik mijn boek in, zwem door de wateren van de Zayandeh-rivier en kom op adem op de feëerieke oevers van Isfahan. Van daaruit zet ik mijn reis verder richting Teheran, de hoofdstad van Iran.
Daar ontmoet ik Roya en Bahman, in het jaar 1953. Ik herken mezelf in Bahman die ervan droomt de wereld te veranderen en strijdt voor democratie in Iran. Ik snap dat Roya haar hart verliest aan deze jongeman en zijn idealen. Wanneer een staatsgreep dromen en mensenlevens verwoest, voel ik me verbonden met Roya die rauwe pijn voelt om de dood van een goede vriend (meneer Fakhri) en het verlies van haar geliefde. Mijn lot is verweven met het hare want alles waarin ze vroeger geloofde, is plots verdwenen.
Terwijl de lidocaïne mijn lichaam binnen stroomt, denk ik nostalgisch terug aan het naïeve idealistische meisje dat ik ooit was: de dromer die de wereld rechtvaardiger, eerlijker, geweldlozer en menselijker wou maken; die ondanks die idealen haar woede om onrecht niet altijd onder controle had. Het meisje zonder pijn.
Ik vlieg met Roya mee naar Amerika.
Terwijl ze steeds hoger klommen, wenste ze dat de laaghangende gezwollen wolkenmassa’s eindelijk hun water zouden uitstorten, zouden openbreken en de hele stad en iedereen daarin met een vloedgolf van tranen zouden doordrenken. Maar misschien hielden de grijze wolken boven Teheran het allemaal binnen en lieten ze geen druppel ontsnappen (p 193).
Op het moment dat het alarm gaat om te melden dat het infuus leeggelopen is, kan ik mijn eigen vloedgolf niet langer tegenhouden. Tranen rollen over mijn wangen.
Mijn blaas voelt immers nog steeds aan als een open wonde. Niet het resultaat waar ik op had gehoopt.
‘Krijg je psychologische begeleiding?’ vraagt de vriendelijke verpleger.
‘Ja’, zeg ik.
‘Maar helpt het wel?’
‘Ja, ik voel me gesteund en begrepen door mijn psychologe en psychotherapeute.’
‘Want anders kan je hier naar een mental coach gaan.’
Ik slik mijn tranen weg.
‘Het probleem is de lichamelijke pijn die niet weggenomen kan worden. Mijn blaas voelt nog steeds aan als een open wonde En de psycholoog kan ook de mensen die afgehaakt hebben omdat ze mijn ziekte te slopend vonden, niet terug in mijn leven brengen,’ snik ik.
‘Geef het nog wat tijd. Het kan zijn dat de lidocaïne de komende dagen toch begint te werken. Noteer alles goed, voor het gesprek met de dokter binnen twee weken.’
‘Zal ik doen. Bedankt.’
Lynn Formesynn verwoordt het zo mooi in haar boek “Zinvol ziek”. Ze zegt: ‘ Wie blijft er naast je wandelen in de scherpe bochten van de sukkelstraat?’
Het voelt vaak als een eenzame strijd, met slechts enkele trouwe supporters in de tribune.
Soms voel ik me zo moegestreden. Net zoals Bahman die zijn strijd uiteindelijk noodgedwongen moet staken.
Fijn dat ik met Roya en Bahman mee kon reizen vandaag.
Comments